Vragenformulier Jonge kind

Kennismakingsgesprek & intake

Wilt u onderstaande vragenlijst invullen, aanvinken wat van toepassing is en desgevraagd een toelichting geven op uw antwoorden?

Hoi, Ik wens je veel succes met het invullen van dit vragenformulier. We zien elkaar binnenkort bij het kennismakingsgesprek

Joanneke Marchal

Vul deze vragenlijst in één keer in. Sluit je Internetbrowser niet af, anders raak je mogelijk je antwoorden kwijt. Dit is afhankelijk van de instellingen van je Internetbrowser.

    Gegevens van deelnemer (uw kind)

    Naam deelnemer
    Deze naam komt op het Sta Sterk diploma te staan


    Gegevens van u (bevoegd gezag)

    E-mailadres

    Factuurgegevens

    Telefoonnummer
    Graag zonder spaties invullen


    Vragen over de school

    Op welke school en in welke groep/klas zit uw kind?


    Is school op de hoogte van deelname van uw kind aan de Sta Sterk training?

    Toelichting


    Sta Sterk Vragenformulier

    1. Tegen welke problemen loopt uw kind aan?


    2. Praat uw kind thuis over positieve en negatieve ervaringen?

    3. Heeft uw kind klachten op één van de volgende gebieden?

    I. Mentaal, psychisch, verstandelijk, namelijk...
    Leeglaten indien niet van toepassing

    II. Lichamelijk, namelijk...
    Leeglaten indien niet van toepassing

    III. Leerprestaties, namelijk...
    Leeglaten indien niet van toepassing

    IV. Anders, namelijk...
    Leeglaten indien niet van toepassing


    4. Welke ondersteuning biedt u daarbij? Wat heeft u zelf al uitgeprobeerd om uw kind te helpen?


    5. Welke ondersteuning wordt op school geboden?


    6. Hebt u eerder contact gehad met hulpverlenende instanties

    Toelichting indien de vraag met 'ja' is beantwoord


    7. Hoe vind uw kind het om mee te gaan doen met de Sta Sterk training?


    8. Algemene vragen over alle vaardigheden

    1. Uw kind heeft vriendjes/vriendinnetjes.


    2. Uw kind weet in verschillende situaties een goede houding aan te nemen.


    3. Uw kind neemt zelf vaak initiatief in contact met anderen.


    4. Uw kind speelt vaak met anderen.


    5. Uw kind is betrokken bij ruzies.


    6. Uw kind heeft zelfvertrouwen in sociale contacten.


    7. Uw kind kan voor zichzelf opkomen.


    8. Uw kind houdt rekening met anderen.


    9. Complimenten geven en krijgen

    1. Uw kind weet wat een compliment is.


    2. Uw kind kan omgaan met het ontvangen van een compliment.


    3. Uw kind kan een ander een compliment geven.


    4. Uw kind weet wanneer het goede moment daar is om een compliment te geven.


    11. Ik voel me...

    1. Uw kind kan gevoelens bij zichzelf herkennen.


    2. Uw kind kan gevoelens bij zichzelf benoemen.


    3. Uw kind kan gevoelens bij anderen herkennen.


    4. Uw kind kan gevoelens bij anderen benoemen.


    5. Uw kind weet welke situatie een bepaald gevoel oproept.

    Bijv. op een verjaardag ben je blij, op een begrafenis ben je verdrietig enz.


    12. Vragen stellen. Het antwoord is ‘nee’.

    1. Uw kind noemt andere kinderen bij de naam wanneer het een vraag stelt.


    2. Uw kind stelt volledige vragen.


    3. Uw kind reageert rustig wanneer het als antwoord ‘nee’ krijgt te horen.


    4. Uw kind weet wat het kan doen als het antwoord op een vraag ‘nee’ is.


    13. Je mag ook ‘nee’ zeggen

    1. Uw kind durft ‘nee’ te zeggen wanneer het niet wil spelen met een ander kind.


    2. Uw kind durft ‘nee’ te zeggen wanneer het iets niet wil doen wat een ander vraagt.


    3. Uw kind komt voor zichzelf op wanneer dat nodig is.


    14. Omgaan met pestgedrag

    1. Uw kind wordt gepest op school.


    2. Uw kind wordt thuis gepest.


    3. Uw kind wordt ook nog in andere situaties gepest.


    4. Uw kind kent het verschil tussen plagen en pesten.


    5. Uw kind voelt zich snel gepest.


    6. Uw kind weet hoe het goed moet reageren op pesten.

    Duidelijk zeggen dat pesten niet leuk is, de pester aankijken en stevig weglopen.


    15. ‘Sorry’ zeggen

    1. Uw kind kan ‘sorry’ zeggen, wanneer er door zijn schuld iets misgegaan.


    2. Uw kind kan toegeven, wanneer het iets heeft gedaan wat een ander vervelend vindt.


    3. Uw kind kan ook ‘sorry’ zeggen, wanneer het iets per ongeluk heeft gedaan.


    16. Omgaan met kritiek

    1. Uw kind kan omgaan met het ontvangen van opbouwende kritiek.


    2. Uw kind kan omgaan met het ontvangen van corrigerende kritiek.


    3. Uw kind weet hoe het een ander opbouwende kritiek kan geven / kan zeggen waar hij of zij last van heeft.


    4. Uw kind weet hoe het een ander corrigerende kritiek kan geven, zodat deze wordt geaccepteerd door de ander.


    17. Hoe praat je met elkaar.

    1. Uw kind kijkt de ander aan wanneer het met de ander praat.


    2. Uw kind laat anderen uitpraten.


    3. Uw kind laat anderen aan de beurt komen in een gesprek.


    4. Uw kind is goed te verstaan wanneer het praat


    5. Uw kind neemt initiatief om te praten wanneer het iets wil zeggen.


    18. Hoe vraag ik of ik mee mag spelen of samenwerken. Wat doe ik als ik niet mee mag doen.

    1. Uw kind kan aan een spelend groepje kinderen vragen om mee te doen.


    2. Uw kind kan iemand vragen om mee samen te werken.


    3. Uw kind kan iemand uitnodigen om thuis te gaan spelen.


    4. Uw kind kan er mee omgaan als het niet mee mag spelen.


    5. Uw kind kan zelf een oplossing bedenken om toch mee te kunnen spelen met iemand.


    19. Samenspelen is geven en nemen

    1. Uw kind doet soms ook de zin van iemand anders tijdens het spelen.


    2. Uw kind kan samen met de ander overleggen wat ze gaan spelen.


    3. Uw kind kan aangeven dat het graag iets anders wil spelen.


    20. Samenspelen zonder regels gaat mis

    1. Uw kind houdt zich aan de spelregels.


    2. Uw kind kan zich aan de afspraken houden.


    3. Uw kind komt voor zichzelf op wanneer dit nodig is.


    4. Uw kind speelt sportief.


    21. Onderwerpen m.b.t. functioneren van het kind en faalangst


    1. Heeft er sterk behoefte aan dat anderen een positief beeld van zijn/haar mogelijkheden hebben.

    2. Stelt hoge eisen aan zichzelf.

    3. Uw kind kan tevreden zijn met wat en hoe hij of zij het gedaan heeft.

    4. Uw kind heeft een perfectionistische instelling.

    5. Vraagt om goedkeuring en ondersteuning.

    6. Is snel uit balans wanneer de sfeer minder goed is.

    7. Bij nieuwe situaties is het kind vaak onzeker over de manier waarop het in een nieuwe situatie moet handelen.

    8. Kijkt vaak naar anderen als het zich onzeker voelt.

    9. Het kind vertoont de volgende uiterlijke reacties:

    Kruis aan welke reacties

    10. Kunt u aangeven hoe vaak het kind bovenstaande uiterlijke reacties vertoont?

    11. Als u weet dat het kind last heeft van innerlijke reacties:

    Kruis aan welke reacties

    12. Reageert gespannen, krampachtig, nerveus op onverwachte, nieuwe of onbekende situaties.

    13. Stelt vragen naar de bekende weg.

    14. Gaat in verzet, wordt vervelend of brutaal in bepaalde situaties...

    15. Hangt de clown uit in bepaalde situaties en neemt het niet serieus.

    16. Trekt zich terug, wordt stil in bepaalde situaties...

    17. Reageert niet adequaat of krampachtig als er iets mis gaat of bij gemaakte fouten.

    18. Is overgevoelig voor kritiek.


    Wil je nog iets kwijt?

    Door op 'verzenden' te klikken stem je ermee in dat joannekemarchal.nl - vanwege AVG-regelgeving - jouw informatie veilig (tijdelijk) opslaat, zodat er adequaat kan worden gecommuniceerd.